afbeelding-dyslcalculie-en-rekenproblemen

Verhaalsommen, aaah!

Ik kan mij nog goed herinneren dat ik op de lagere school met mijn vader ’s avonds verhaalsommen moest oefenen. Pffft wat een drama. Ik was er niet goed in en wist eigenlijk niet waarom. Nu weet ik dat ik gewoon niet wist wat ik moest doen.

Gewone ‘kale’ rekensommen die gingen wel, maar dan stonden de getallen waarmee je moest rekenen al in de goede volgorde en ook wat je ermee moest doen. Bij verhaalsommen ging dat heel anders. Dan moest je zelf de belangrijke getallen eruit halen en bepalen wat je ermee moest gaan doen. Vaak begreep ik de vraag wel maar had ik geen idee hoe je dat moest uitrekenen.

Tafels en breuken

Het gekke was dat ik bepaalde dingen wel goed kon. De tafels en sommen met breuken. Zo ging het vaak op en neer met rekenen. Nu begrijp ik dat ik gewoon redelijk goed was in het stampen van tafels en regels uit mijn hoofd leren, zoals bijvoorbeeld bij de keer- en deelsommen met breuken en het gelijknamig maken van breuken. Daar kon ik de tafels dan weer goed bij gebruiken. Die regels paste ik keurig toe en dan ging het goed. Maar echt inzicht had ik niet. O wee als iemand vroeg hoeveel is ongeveer 1/8? Aaah, dan moest je een getal noemen! Of percentages berekenen of schatten, uhhm….

Goochelen met kommagetallen

Kommagetallen, nog zo’n frustratie!  ½ en een ¼ dat snapte ik nog wel, daar had ik ook een beeld bij. Maar ik had nooit begrepen dat 1/8 eigenlijk 1 hele, gedeeld door acht betekent. Ik had dan ook geen flauw idee hoe je een breuk kon uitdrukken in een decimaal getal. Dat je dat dus gewoon kon uitrekenen. En dat als je ¼ weet (0,25) dat 1/8 daarvan dan de helft is, dus dat je dat best kun schatten. Bij schatten ging bij mij echt het licht uit. Dat lukt dan natuurlijk ook niet. Je hebt daarvoor het inzicht nodig ‘hoe groter de breuk, hoe kleiner het stukje’, bijvoorbeeld een stukje taart. En hoe kleiner dus ook een lager kommagetal. Dat werd mooi uitgelegd in termen van hoe groter de noemer hoe kleiner het stuk, maar dat vertaalde ik niet automatisch naar de kommagetallen.

Fixed-mindset

Daardoor heb ik altijd het gevoel gehad dat rekenen niet mijn ding was. Op de middelbare school was ik dan ook heel blij met mijn rekenmachine. Heerlijk, super cijfers voor handelswetenschappen. En nog betrap ik mijzelf er weleens op dat ik blijf hangen in die gedachte, in die oude waarheid. Als ik zeg ‘ik ben niet goed in rekenen’ heb ik gelijk. Als ik zeg dat ik wel goed kan rekenen dan heb ik ook gelijk. De keuze is aan mij. Als je echt ‘beeld’ hebt van wat je aan het doen bent, dan kan iedereen leren rekenen. De negatieve ervaringen en gevoelens, het gevoel van vastlopen, geen idee hebben wat je moet doen, misschien zelfs jezelf dom vinden, de frustraties die zorgen ervoor dat je geneigd bent om je vast te houden aan de gedachte ‘ik ben geen rekenwonder’. Als een kind zich aan zo’n gedachte vasthoudt ‘ik kan het toch niet’ dan zet het daarmee alles op slot. Er is dan weinig motivatie om te proberen er beter in te worden, om te leren. Elke keer dat een kind tegen zichzelf zegt ‘ik ben niet goed in rekenen’ kijkt het er naar als een vaststaand feit, als iets definitiefs. Als je zegt ‘ik ben daar nog niet zo goed in’ of ‘ik probeer er beter in te worden’ dan is er groei mogelijk. Een positieve kijk, een groei-mindset, zorgt ervoor dat je kind stappen wil nemen om iets te leren. Ieder kind kan leren rekenen, de één lukt dat alleen sneller dan de ander. Kinderen met ernstige rekenproblemen hebben meer oefening van de elementaire vaardigheden nodig en daarnaast goede ondersteuning bij de lesstof. En tenslotte beeld, zodat het geen hokus pokus blijft.

Ben jij een rekenwonder? Of juist niet? 

Laat je reactie achter onder dit bericht of stuur mij een e-mail. Ik kijk uit naar je reactie!

Wil je als eerste op de hoogte zijn van een nieuw artikel? Schrijf je hier in voor mijn maandelijkse nieuwsbrief. Voor meer artikelen over leerproblemen, ADHD & autisme kijk op mijn blog pagina.